- pakken
- {{pakken}}{{/term}}I 〈onovergankelijk werkwoord, overgankelijk werkwoord〉1 [algemeen]prendre2 [betrappen] attraper3 [inpakken] emballer4 [m.b.t. koffers] 〈onovergankelijk〉 faire ses valises5 [benadelen] rouler6 [proppen] tasser7 [seksueel gebruiken] s'envoyer8 [boeien] passionner♦voorbeelden:1 we pakken de volgende afslag • nous prenons la prochaine sortieeven mijn agenda pakken • attends, je prends mon agendazullen we de auto pakken? • allons-nous en voiture?er eentje pakken • boire un couppak ze! • attaque!proberen iemand te pakken te krijgen • essayer de joindre qn.iets te pakken krijgen • réussir à obtenir qc.2 de daders zijn nooit gepakt • les malfaiteurs n'ont jamais été arrêtésiemand pakken op verboden wapenbezit • arrêter qn. pour port d'armes prohibées5 de zwaksten worden altijd gepakt • ce sont toujours les plus faibles qui se font avoiriemand te pakken nemen • avoir qn.aan alle kanten gepakt worden • se faire rouler par tout le monde6 op elkaar gepakt in de bus staan • être tassés dans l'autobus8 dat boek pakt van begin tot eind • ce livre tient le lecteur en haleine du début à la fineen pakkende titel • un titre accrocheur¶ iemand op iets pakken • faire grief à qn. de qc.het lelijk te pakken hebben • être pincé (par la maladie, par l'amour)ze hebben me flink te pakken gehad • ils m'ont rudement malmené; 〈figuurlijk〉 ils m'ont bien euII 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [een contact bewerkstelligen] prendre2 [zich laten samenvoegen] se tasser♦voorbeelden:1 die verf pakt niet op plastic • cette peinture ne prend pas sur le plastique2 de sneeuw pakt • la neige devient de plus en plus compacte¶ 〈Algemeen Zuid-Nederlands〉 het pakte niet • ça ne prenait pas
Deens-Russisch woordenboek. 2015.